‘Innovatie in mbo moet beter’
- 27 nov., 2014
- Onderwijs & Training
- Bron: MBO Today
Het mbo moet meer ruimte krijgen om innovatie mogelijk te maken. Met name de kwalificatiestructuur staat vernieuwing in het mbo in de weg. ‘Het mbo moet zijn innovatierol nog uitvinden.’
Dat is een van de conclusies van het rapport ‘Dynamiek Onderweg’, een midterm review van de ‘Centres of Expertise’ (in het hbo) en de ‘Centra voor innovatief vakmanschap’ (in het mbo). Deze centra worden sinds enkele jaren in de regio opgericht om de Nederlandse kenniseconomie te ondersteunen. Concrete samenwerking tussen onderwijs, bedrijven en overheid is volgens de filosofie achter de centra de sleutel tot een succesvolle kenniseconomie.
Ruimte
Volgens het rapport komen de Centra voor innovatief vakmanschap in het mbo minder goed van de grond dan de ‘Centres of Expertise’ in het hbo. Dat zou met name komen door een gebrek aan ruimte en flexibiliteit voor mbo-scholen om te vernieuwen, in het bijzonder door de kwalificatiestructuur. In de visienota ‘Ruim baan voor vakmanschap’ over de toekomst van het mbo werd dit probleem ook al geconstateerd. In deze nota worden diverse maatregelen aangekondigd die scholen juist meer ruimte moeten bieden om innovatie en kwaliteitsverbetering mogeijk te maken. ‘Het is zaak dat ook het mbo de ruimte neemt en krijgt die voor de kwaliteit en innovatiefunctie van zijn onderwijs wenselijk en noodzakelijk is’, stelt het rapport.
Volharding
Na drie jaar zijn ongeveer 350 bedrijven betrokken bij de Centra voor innovatief vakmanschap (mbo). Gezamenlijk hebben zij voor ongeveer € 4 miljoen geïnvesteerd in de samenwerking. De centra zijn met name succesvol als het gaat om het verbeteren van het initiële onderwijs. Het realiseren van innovatie in bedrijven en de ambities rond het vergroten van de mobiliteit en flexibiliteit van werknemers (‘leven lang leren’) komen minder goed van de grond. Het rapport pleit voor meer ruimte voor mbo en hbo om samen met bedrijven te werken aan innovatie. ‘Volharding en doorzettingsvermogen’ zijn volgens het rapport nodig bij alle partners.