De subsidieregeling praktijkleren: voor wie en waarvoor?

  • Financieel & Juridisch

?Op 1 januari 2014 trad de subsidieregeling praktijkleren in werking. De regeling geldt als vervanging voor de Afdrachtvermindering Onderwijs.

De subsidieregeling praktijkleren: voor wie en waarvoor?

Met de Subsidieregeling praktijkleren stimuleert het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werkgevers om praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen aan te bieden.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de subsidieregeling uit in opdracht van het ministerie.
In de eerste indieningsronde, die liep van 2 juni 2014 tot 15 september 2014, zijn volgens een rapportage van RVO in totaal 92.677 aanvragen ingediend, nagenoeg uitsluitend voor MBO opleidingen. Kleine bedrijven, met een aantal medewerkers tot 25, vormden 63% van de aanvragende leerbedrijven. Zo’n 30% van de aanvragers behoorde tot de middelgrote bedrijven met een aantal medewerkers van 25 tot 250. De resterende 7% behoort tot grote bedrijven met meer dan 250 medewerkers in dienst. In totaliteit is het beschikbare subsidiebudget ad € 205.000.000 door het aantal toegewezen aanvragen nagenoeg volledig benut. Het gemiddelde subsidiebedrag is daarmee voor het 1e studiejaar dat eindigde in 2014 uitgekomen op het maximum, zijnde € 2.700 per volledige praktijk- of werkleerplaats.

De volgende indieningsronde voor het studiejaar 2014/2015 loopt van 2 juni 2015 tot 15 september 2015, 17:00 uur. Om vooral de grote groep kleine(re) werkgevers hier weer tijdig op voor te bereiden behandelen wij in deze Servicebrief op hoofdlijnen de voorwaarden van deze regeling.

De subsidie: voor wie en waarvoor?

De subsidie is een tegemoetkoming voor een werkgever in de kosten die hij maakt voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. Ook is de subsidie een tegemoetkoming in de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio).

De subsidieregeling richt zich vooral op:

  • kwetsbare groepen binnen de arbeidsmarkt bij wie jeugdwerkloosheid een groot probleem is;
  • studenten die een opleiding volgen in sectoren waar een tekort ontstaat aan gekwalificeerd en wetenschappelijk personeel, dat onmisbaar is voor de Nederlandse kenniseconomie.

In de subsidieregeling wordt onder werkgever verstaan: het bedrijf of de organisatie dat het praktijkdeel van de opleiding voor de deelnemer verzorgt. Uitsluitend de werkgever die de praktijkleerplaats of werkleerplaats zelf verzorgt (als erkend leerbedrijf) ontvangt de subsidie, dus niet een werkgever die louter als intermediair optreedt (zoals bij uitzend- of detacheringsorganisaties het geval kan zijn).

Een intermediair kan wel door de betreffende inlener (zijnde het erkend leerbedrijf) worden gemachtigd om subsidie voor in het bijzonder BBL-trajecten namens hem aan te vragen. De subsidie komt dan nog steeds ten goede aan het leerbedrijf waar de BBL-leerling de beroepspraktijkvorming volgt. Het leerbedrijf en de intermediair dienen vervolgens afspraken te maken over de onderlinge verdeling van de subsidie, waarbij de diensten die de intermediair voor het erkende leerbedrijf verricht worden meegewogen.

Bij de categorieën promovendi en toio’s is een werkgever gedefinieerd als een privaatrechtelijke rechtspersoon, niet de bijzondere universiteiten en onderzoeksorganisaties.

Doelgroepen

De regeling is uitsluitend bedoeld voor de volgende doelgroepen: 

  • Leerlingen die een leer-werktraject volgen in het VMBO. Dit traject is specifiek gericht op het behalen van een startkwalificatie op het niveau van een basisberoepsopleiding;
  • Deelnemers in het MBO die een opleiding volgen in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL), met minimaal 200 begeleide onderwijsuren en minimaal 610 uren beroepspraktijkvorming per studiejaar;
  • Studenten die een HBO-opleiding volgen in de techniek of landbouw en natuurlijke omgeving, bestaande uit een combinatie van leren en werken. De werkcomponent moet onderdeel uitmaken van de opleiding. Dat geldt voor zowel duaal als deeltijd-HBO;
  • Promovendi die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een onderzoeksinstituut van KNAW of NWO. Over hun loonkosten moeten afspraken zijn gemaakt met een privaatrechtelijke rechtspersoon;
  • Werknemers van een privaatrechtelijke rechtspersoon die promotieonderzoek doen of een opleiding tot technologisch ontwerper volgen. Deze werknemers doen promotieonderzoek of volgen de opleiding op grondslag van een overeenkomst tussen dat bedrijf en een universiteit, die de werknemer begeleidt. Ook voor technologisch ontwerpers in opleiding (toio’s) die bij het tweede deel van hun reguliere opleiding hun ontwerpopdracht bij een privaatrechtelijke rechtspersoon doen, kan laatstgenoemde subsidie ontvangen.

Opleidingen

Werkgevers komen alleen voor subsidie in aanmerking als de deelnemer of student een volledig onderwijsprogramma volgt voor een erkend kwalificerend diploma, dus geen deelcertificaten.

De betreffende opleiding moet verder zijn geregistreerd in het centraal register beroepsopleidingen (Crebo) of in het centraal register opleidingen hoger onderwijs (Croho) bij DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs, een onderdeel van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap).

Studiejaar

De werkgever ontvangt de subsidie per studiejaar, naar verhouding van de periode dat de werkgever gedurende het studiejaar daadwerkelijk de (praktijk)begeleiding op de werkvloer heeft verzorgd. Het studiejaar voor het MBO loopt jaarlijks van 1 augustus tot en met 31 juli (zijnde 40 weken begeleiding door de werkgever) en voor het HBO van 1 september tot en met 31 augustus (zijnde 42 weken begeleiding door de werkgever).

Administratie

De werkgever dient om gebruik te kunnen maken van de subsidieregeling een administratie van de aanwezigheid, behaalde kwalificaties en (praktijk)begeleiding van de leerling/deelnemer/student/werknemer bij te houden. RVO legt geen voorschriften op hoe de administratie precies gevoerd moet worden, dit vanwege uiteenlopende werkwijzen in verschillende beroepssectoren en opleidingstrajecten. Het administreren van de begeleiding is dus vormvrij. Het uitgangspunt van RVO is dat de werkgever bij de begeleiding van een deelnemer vaak al beschikt(e) over de benodigde administratieve registraties en vastleggingen. De werkgever dient, indien hier om wordt verzocht door RVO, per deelnemer deze administratie te kunnen tonen.

Aanvraag

De uitvoering van de subsidieregeling vindt plaats via RVO met een digitaal aanvraagformulier, uiterlijk in te vullen door de werkgever vóór 15 september 2015,17.00 uur na afloop van het studiejaar waarvoor subsidie wordt gevraagd. Er zal achteraf steekproefsgewijs controle plaatsvinden door RVO.

Om de aanvraag in te kunnen dienen heeft de werkgever een E-herkenningsmiddel nodig. Met een E-herkenning kunnen bedrijven digitaal communiceren met de overheid. BDO kan werkgevers bij het indienen van de aanvraag echter ook behulpzaam zijn, of deze namens hen verzorgen.

Subsidie

De verdeling van de beschikbare ‘subsidiepot’ vindt vervolgens jaarlijks na afloop van het studiejaar, maar voor het einde van het kalenderjaar plaats over alle kwalificerende werkgevers die tijdig een aanvraag hebben ingediend, op basis van de aantallen door hen gerealiseerde praktijkleerplaatsen of werkleerplaatsen. Het bedrag per plaats is gemaximeerd op € 2.700. Het te ontvangen subsidiebedrag is voor werkgevers op voorhand dus niet bekend.

Waar dient u dus op te letten als u gebruik wil maken van de regeling?

Voorwaarden

  • u kwalificeert als een erkend leerbedrijf (vmbo/mbo) of wordt door de onderwijsinstelling aangemerkt als bedrijf/organisatie die een goede begeleiding geeft (hbo, promovendi en toio’s); 
  • er is een getekende geldige (praktijkleer)overeenkomst aanwezig in de administratie; 
  • de beroepsopleiding van de leerling/student/deelnemer valt onder de gedefinieerde sectoren die onder deze subsidieregeling zijn aangewezen; 
  • de beroepsopleiding is diplomagericht en is opgenomen in het Crebo- of Croho register; 
  • de beroepsopleiding voldoet aan de kwaliteitsnormen die de betreffende onderwijswetgeving voorschrijft;
  • u beschikt over een correcte administratie (zie hierna).

Aanwezige administratie

U beschikt per deelnemer over de volgende gegevens: 
  • een aanwezigheidsregistratie van de deelnemer bij de beroepspraktijkvorming;
  • een administratie waaruit de begeleiding van de deelnemer blijkt; en
  • een administratie waaruit blijkt hoe en welke kwalificaties/kwaliteiten ten opzichte van de beroepsvorming zijn behaald.

(Praktijkleer)overeenkomst

De overeenkomst legt de rechten en verplichtingen vast van de betrokken partijen. Daarnaast bevat de overeenkomst de volgende zaken: 

  • de aanvangsdatum en einddatum van de overeenkomst;
  • bij VMBO en MBO: het totaal aantal te volgen praktijkuren en de verdeling daarvan over de studiejaren;
  • de begeleiding van de deelnemer en door welke functionaris de begeleiding wordt uitgevoerd;
  • leerdoelen en kwalificaties die de deelnemer tijdens de beroepspraktijkvorming dient te behalen en de beoordeling daarvan;
  • de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden.

De overeenkomst is geldig als het getekend is door de onderwijsinstelling, het bedrijf en de student (en indien nodig het voor de opleidingssector verantwoordelijke kenniscentrum).

Meer informatie over de subsidieregeling praktijkleren?

De specialisten van de Adviesgroep Loon- & Premieheffing maken onderdeel uit van BDO HR Services, uw adviseur voor alle mogelijke personele vraagstukken in elke levensfase van uw organisatie. Voor meer informatie zie: www.bdo.nl/hrservices. U kunt ons natuurlijk ook rechtstreeks benaderen via ons secretariaat: telefoon (070) 338 07 22 of via e-mail.

Meer informatie over BDO BREDA & BDO ROOSENDAAL:

Bekijk het complete bedrijfsprofiel

Linkedin bedrijfspagina RegioinBedrijf Volg RegioinBedrijf op Linkedin

Volg RegioinBedrijf op LinkedIn en blijf op de hoogte van regionale ontwikkelingen!