Loonkostensubsidies, de feiten op een rij

  • Financieel & Juridisch

Jaarlijks verstrekt de overheid voor miljoenen euro’s aan subsidies. In de praktijk blijkt dat veel werkgevers daar echter geen of slechts beperkt gebruik van maken. De reden hiervoor is dat men niet op de hoogte is van de mogelijkheden, of denkt dat men hiervoor niet in aanmerking komt.

Loonkostensubsidies, de feiten op een rij

Dit heeft te maken met de complexiteit van de regelingen en het feit dat er jaarlijks ook nieuwe subsidiemogelijkheden worden gecreëerd, of bestaande regelingen worden aangepast. In de afgelopen maanden zijn bovendien een aantal maatregelen aangekondigd die naar verwachting nog in 2016 of in 2017 in werking zullen treden.

Aankondiging toekomstige aanpassingen inzake de loonkostensubsidie Participatiewet

Ultimo 2015 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afspraken gemaakt met sociale partners, gemeenten en het UWV om de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Wet banenafspraak) te vereenvoudigen. Voor deze aanpassingen zijn wetswijzigingen nodig. Er wordt naar gestreefd om de voorstellen voor de benodigde wetswijzigingen in het eerste halfjaar van 2016 bij de Tweede Kamer in te dienen. Aan de onderstaande maatregelen zal terugwerkende kracht worden verleend tot en met het moment van indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer.

Forfaitaire loonkostensubsidie

Op grond van de huidige Participatiewet wordt de loonkostensubsidie voor arbeidsbeperkten uit de doelgroep banenafspraak bepaald op basis van de loonwaarde die via een gevalideerde loonwaardemeting op de werkplek wordt vastgesteld. De huidige wetgeving biedt aan de gemeente de mogelijkheid om maximaal 3 maanden proefplaatsing in te zetten met het oog op een reële vaststelling van de loonwaarde. Werkgevers en gemeenten zouden de mogelijkheid moeten krijgen om voor het eerste half jaar van een dienstverband te rekenen met een vooraf bepaalde loonkostensubsidie van 50% van het wettelijk minimumloon voor werknemers uit de doelgroep banenafspraak. Na dat eerste half jaar wordt dan vervolgens op de werkplek de loonwaarde bepaald en wordt de loonkostensubsidie hierop aangepast.

Flexibele termijnen voor loonwaardebepaling

Ook krijgen gemeenten de ruimte om af te wijken van de vaste momenten om iemands loonwaarde opnieuw te bepalen. In aanvulling op de vaste loonkostensubsidie in het eerste half jaar van het dienstverband wordt de frequentie van de loonwaardemeting dan meer flexibel en persoonsgericht, door het ontwikkelingsperspectief van een persoon mee te wegen bij het bepalen van de termijn waarop de loonwaarde opnieuw moet worden vastgesteld. De gemeente herbepaalt de loonwaarde dan niet jaarlijks (bij regulier werk) of driejaarlijks (bij beschut werk), maar kijkt naar de individuele situatie van de cliënt en de opvatting van degene die de loonwaarde vaststelt. Uitgangspunt is dat de frequentie van de loonwaardemeting daarop wordt afgestemd.

Loonkostensubsidie voor jongeren met beperkingen die al werken

Verder zullen gemeenten loonkostensubsidie kunnen gaan inzetten voor schoolverlaters afkomstig uit het voortgezet speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs of de entreeopleiding MBO die al zijn gaan werken bij een werkgever. Het gaat om kwetsbare jongeren die recent de overgang van school naar werk hebben gemaakt en tot de doelgroep van de banenafspraak behoren, of die beschut werk in de zin van de Participatiewet verrichten. Nu is voor de inzet van loonkostensubsidie wettelijk vereist dat de werkgever voornemens moet zijn iemand in dienst te nemen. Via deze voorgenomen wettelijke aanpassing mogen gemeenten ook loonkostensubsidie inzetten voor schoolverlaters die al aan het werk zijn.

Harmonisering premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer voor mensen met scholingsbelemmeringen

De verklaring scholingsbelemmeringen is een al bestaande regeling die vooral van betekenis is voor schoolverlaters uit het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs. Schoolverlaters kunnen deze verklaring (indicatie) bij UWV aanvragen. Met deze verklaring kan een werkgever die hen in dienst neemt nu een no-riskpolis en een premiekorting krijgen. Als werkgevers iemand in dienst nemen met een verklaring scholingsbelemmeringen die tot de eerdergenoemde doelgroep banenafspraak behoort, komen zij sinds 1 januari 2016 in aanmerking voor een premiekorting van € 2.000 per jaar (maximaal drie jaar). Het bedrag aan premiekorting bedraagt echter € 7.000 per jaar als zo iemand niet tot de doelgroep banenafspraak behoort. Vanuit de uitvoering, met name door het UWV, is er op gewezen dat dit onderscheid tot ongewenst calculerend gedrag kan leiden. Uit oogpunt van rechtvaardigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid wordt daarom voorgesteld om de premiekorting in alle gevallen dat een verklaring scholingsbelemmeringen wordt afgegeven met ingang van 1 januari 2017 te bepalen op € 2.000 euro per jaar (maximaal drie jaar). Deze maatregel heeft op dat moment onmiddellijke werking; er is dus niet voorzien in overgangsrecht.

De introductie van het ‘Lage inkomensvoordeel’ (LIV)

De Wet tegemoetkomingen loondomein, die ultimo 2015 is aangenomen, gaat de huidige premiekortingen die werkgevers ontvangen als zij oudere, jongere of arbeidsgehandicapte personen ‘met afstand tot de arbeidsmarkt’ in dienst nemen, op termijn flink veranderen. De hierin opgenomen ‘nieuwe’ loonkostensubsidie LIV zal met ingangsdatum 1 januari 2017 gaan gelden voor werkgevers die mensen met een salaris tot 120% van het wettelijk minimumloon (voor een 23-jarige of ouder) in dienst hebben. Het voordeel bedraagt maximaal € 2.000 per werknemer per jaar (€ 1,01 per uur) op basis van een 38-urige werkweek, voor werknemers met een loon tussen 100 en 110% van het wettelijk minimum loon, die in één jaar ten minste 1248 uur hebben gewerkt bij dezelfde werkgever. Voor elke werknemer met een loon tussen 110 en 120% van het wettelijk minimum loon bedraagt het loonkostenvoordeel maximaal € 1.000 (€ 0,51 per uur). De exacte omvang is dus afhankelijk van het aantal gewerkte uren in een kalenderjaar.

Het UWV berekent jaarlijks – op basis van de gegevens die op 1 mei, volgend op het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, beschikbaar zijn- de hoogte van de tegemoetkomingen aan de hand van gegevens die via de loonaangiften in de polisadministratie zijn opgenomen. Voor het LIV maakt het UWV daarbij gebruik van op jaarbasis gecumuleerde gegevens omtrent het jaarloon en de verloonde uren. Het UWV informeert de werkgever vooruitlopend hierop over de werknemers die voldoen aan de voorwaarden van het LIV. Dit gebeurt op grond van de loonaangiften van de werkgever, zoals die uiterlijk op 1 februari van het daaropvolgende kalenderjaar zijn ingediend. De verstrekking van het overzicht door het UWV vindt daaropvolgend plaats vóór 15 maart. Werkgevers hebben dan gelegenheid om gegevens te laten wijzigen of aan te vullen of zelf een correctiebericht in te dienen. Die aanvullingen of correctieberichten dienen dan te zijn gedaan voor het zogenoemde ‘fotomoment’ van 1 mei. De (definitieve) tegemoetkomingen worden vervolgens door de Belastingdienst uitbetaald.

Vanwege de invoering in 2017 kan een werkgever gedurende dat overgangsjaar tijdelijk in aanmerking komen voor zowel de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer ad € 2.000 (voor de ‘verruimde’ doelgroep banenafspraak, zoals hiervoor vermeld) als het LIV. Deze en andere premiekortingen worden met ingang van 1 januari 2018 vervolgens omgevormd tot zogeheten “loonkostenvoordelen” (LKV’s), met uitzondering van de tijdelijke premiekorting jongeren, omdat de toepassing daarvan al per 31 december 2017 eindigt.

Nieuwe aanvraagronde Subsidieregeling Praktijkleren studiejaar 2015/2016

Met de Subsidieregeling praktijkleren stimuleert het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werkgevers om praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen aan te bieden. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voert de subsidieregeling uit in opdracht van het ministerie.

De subsidie: voor wie en waarvoor?

De subsidie is een tegemoetkoming voor een werkgever in de kosten die hij maakt voor de begeleiding van een leerling, deelnemer of student. Ook is de subsidie een tegemoetkoming in de loon- of begeleidingskosten van een promovendus of technologisch ontwerper in opleiding (toio). In de subsidieregeling wordt onder werkgever verstaan: het bedrijf of de organisatie dat het praktijkdeel van de opleiding voor de deelnemer verzorgt. Bij de categorieën promovendi en toio’s is een werkgever gedefinieerd als een privaatrechtelijke rechtspersoon, niet de bijzondere universiteiten en onderzoeksorganisaties. Uitsluitend de werkgever die de praktijkleerplaats of werkleerplaats zelf verzorgt (als erkend leerbedrijf) ontvangt de subsidie, dus niet een werkgever die louter als intermediair optreedt (zoals bij uitzend- of detacheringsorganisaties het geval kan zijn). Een intermediair kan wel door de betreffende inlener (zijnde het erkend leerbedrijf) worden gemachtigd om subsidie voor in het bijzonder BBL-trajecten namens hem aan te vragen. De subsidie komt dan nog steeds ten goede aan het leerbedrijf waar de BBL-leerling de beroepspraktijkvorming volgt. Het leerbedrijf en de intermediair dienen vervolgens afspraken te maken over de onderlinge verdeling van de subsidie, waarbij de diensten die de intermediair voor het erkende leerbedrijf verricht worden meegewogen.

Doelgroepen

De regeling is uitsluitend bedoeld voor de volgende doelgroepen:

  • Leerlingen die een leer-werktraject volgen in het VMBO. Dit traject is specifiek gericht op het behalen van een startkwalificatie op het niveau van een basisberoepsopleiding;
  • Deelnemers in het MBO die een opleiding volgen in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL), met minimaal 200 begeleide onderwijsuren en minimaal 610 uren beroepspraktijkvorming per studiejaar;
  • Studenten die een HBO-opleiding volgen in de techniek of landbouw en natuurlijke omgeving, bestaande uit een combinatie van leren en werken. De werkcomponent moet onderdeel uitmaken van de opleiding. Dat geldt voor zowel duaal als deeltijd-HBO;
  • Promovendi die tijdelijk zijn aangesteld of een arbeidsovereenkomst hebben bij een universiteit of een onderzoeksinstituut van KNAW of NWO. Over hun loonkosten moeten afspraken zijn gemaakt met een privaatrechtelijke rechtspersoon;
  • Werknemers van een privaatrechtelijke rechtspersoon die promotieonderzoek doen of een opleiding tot technologisch ontwerper volgen. Deze werknemers doen promotieonderzoek of volgen de opleiding op grondslag van een overeenkomst tussen dat bedrijf en een universiteit, die de werknemer begeleidt. Ook voor technologisch ontwerpers in opleiding (toio’s) die bij het tweede deel van hun reguliere opleiding hun ontwerpopdracht bij een privaatrechtelijke rechtspersoon doen, kan laatstgenoemde subsidie ontvangen.

Opleidingen

Werkgevers komen alleen voor subsidie in aanmerking als de deelnemer of student een volledig onderwijsprogramma volgt voor een erkend kwalificerend diploma, dus geen deelcertificaten.

De betreffende opleiding moet verder zijn geregistreerd in het centraal register beroepsopleidingen (Crebo) of in het centraal register opleidingen hoger onderwijs (Croho) bij DUO (Dienst Uitvoering Onderwijs, een onderdeel van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap).

Studiejaar

De werkgever ontvangt de subsidie per studiejaar, naar verhouding van de periode dat de werkgever gedurende het studiejaar daadwerkelijk de (praktijk)begeleiding op de werkvloer heeft verzorgd. Het studiejaar voor het MBO loopt jaarlijks van 1 augustus tot en met 31 juli (zijnde 40 weken begeleiding door de werkgever) en voor het HBO van 1 september tot en met 31 augustus (zijnde 42 weken begeleiding door de werkgever).

Aanvraag

De uitvoering van de subsidieregeling kan met ingang van 2 juni 2016 plaatsvinden via RVO met een digitaal aanvraagformulier, uiterlijk in te vullen door de werkgever vóór 15 september 2016 (17.00 uur) na afloop van het studiejaar waarvoor subsidie wordt gevraagd. Er zal achteraf steekproefsgewijs controle kunnen plaatsvinden door RVO.

Om de aanvraag in te kunnen dienen heeft de werkgever een E-herkenningsmiddel nodig. Met een E-herkenning kunnen bedrijven digitaal communiceren met de overheid. BDO kan werkgevers bij het indienen van de aanvraag echter ook behulpzaam zijn, of deze namens hen verzorgen. Neem voor meer informatie over de mogelijkheden contact met BDO op via het landelijke e-mailadres.

Subsidie 

De verdeling van de beschikbare ‘subsidiepot’ vindt vervolgens jaarlijks na afloop van het studiejaar, maar voor het einde van het kalenderjaar plaats over alle kwalificerende werkgevers die tijdig een aanvraag hebben ingediend, op basis van de aantallen door hen gerealiseerde praktijkleerplaatsen of werkleerplaatsen. Het bedrag per plaats is gemaximeerd op € 2.700. Het te ontvangen subsidiebedrag is voor werkgevers op voorhand dus niet bekend.

Landelijke Actualiteitendagen Loon- & Premieheffing

Tijdens de Landelijke Actualiteitendagen die traditioneel in het najaar plaatsvinden, staan we uiteraard stil bij alle actuele ontwikkelingen in wet- en regelgeving, ook op het vlak van loonkostensubsidies. Op die dag is er natuurlijk ook aandacht voor alle andere wijzigingen in de loonbelasting en het laatste nieuws over de toepassing van de werkkostenregeling in de praktijk. Maar ook de veranderingen rond de oudedagsvoorzieningen, werken met derden en overig arbeidsrechtelijk nieuws. Lees meer over de Actualiteitendag en profiteer van de vroegboekkorting.

Meer informatie

De specialisten van de Adviesgroep Loon- & Premieheffing maken onderdeel uit van BDO HR Services, uw adviseur voor alle mogelijke personele vraagstukken in elke levensfase vanuw organisatie. Voor meer informatie zie: www.bdo.nl/hrservices.

Meer informatie over BDO BREDA & BDO ROOSENDAAL:

Bekijk het complete bedrijfsprofiel

Linkedin bedrijfspagina RegioinBedrijf Volg RegioinBedrijf op Linkedin

Volg RegioinBedrijf op LinkedIn en blijf op de hoogte van regionale ontwikkelingen!