Deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt stabiliseert
- 17 dec., 2014
- Arbeidsmarkt
- Bron: CBS
In de periode 1998-2013 is de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt sterk toegenomen. Eind 2013 deed zich echter een lichte daling voor en in de eerste drie kwartalen van 2014 is hun arbeidsdeelname nauwelijks veranderd. Dit heeft het CBS vandaag bekendgemaakt.
Deze ontwikkeling komt vooral doordat meer vrouwen zich terugtrekken van de arbeidsmarkt. Studie en ziekte vormen vaker een reden om af te zien van betaald werk.
Arbeidsdeelname van vrouwen gestegen, maar nog steeds lager dan bij mannen
In 2013 was de bruto-arbeidsparticipatie onder vrouwen 65,4 procent. Dit betekent dat van alle vrouwen van 15 tot 65 jaar bijna twee derde actief was op de arbeidsmarkt, als werkende of als werkzoekende. In 1998 was dit nog 52,5 procent. Onder mannen van 15 tot 65 jaar nam de arbeidsdeelname tussen 1998 en 2013 nauwelijks toe. In 2013 was deze 78,7 procent.
Vrouwen betreden sinds eind jaren negentig aanzienlijk vaker de werkvloer. In 2013 hadden 733 duizend vrouwen méér dan in 1998 een betaalde baan van twaalf uur per week of meer. Tegenover iedere honderd werkzame mannen stonden in 1998 bijna 66 werkzame vrouwen. In 2013 is dit opgelopen tot 82 werkzame vrouwen per honderd werkzame mannen. Daarmee is de arbeidsdeelname van vrouwen nog steeds aanzienlijk lager dan die van mannen.
Toename arbeidsdeelname vrouwen vlakt in 2014 af
De economische crisis heeft een licht effect op de arbeidsdeelname van mannen gehad. Deze nam af van 79,4 procent begin 2008 naar 78,3 procent in 2011. In de jaren daarna bleef dit vrijwel stabiel. Onder vrouwen steeg de arbeidsdeelname ook in de crisisjaren gestaag door, tot 65,6 procent in het derde kwartaal van 2013. Het aandeel werkende vrouwen bleef echter gelijk, zoals ook blijkt uit de Emancipatiemonitor 2014. Sindsdien is onder vrouwen de arbeidsdeelname enigszins teruggelopen. Deze bevindt zich in 2014 al drie kwartalen onder de 65 procent.
Vooral meer vrouwen die de arbeidsmarkt verlaten
De lichte daling van arbeidsdeelname onder vrouwen sinds eind 2013 komt doordat meer vrouwen de arbeidsmarkt verlieten dan er toetraden. Vooral in het vierde kwartaal waren er relatief veel vrouwen die geen werk meer hadden of niet meer op zoek waren naar werk. Ook in het daaropvolgende halfjaar was de instroom in de beroepsbevolking niet groter dan de uitstroom. In het derde kwartaal komen schoolverlaters op de arbeidsmarkt en is het saldo van in- en uitstroom doorgaans positief.
Meer vrouwen haken af vanwege studie of ziekte
Ruim acht op de tien vrouwen die in het derde kwartaal van 2014 niet actief waren op de arbeidsmarkt wilden ook geen betaalde baan hebben. Opleiding of studie is daarvoor de meest genoemde reden. Ook de toename van het aantal niet-actieve vrouwen vanaf het vierde kwartaal van 2013 komt deels doordat meer vrouwen aangeven een opleiding of studie te (gaan) volgen. In de voorafgaande jaren daalde dit aantal nog. Opvallend is dat ziekte of arbeidsongeschiktheid vaker als voornaamste reden om niet te werken wordt genoemd. Mogelijk houdt dit verband met de afname van het aantal vrouwen dat vanwege pensioen of hoge leeftijd geen baan ambieert. In beide gevallen gaat het namelijk vooral om vrouwen van 55 jaar en ouder.
Werkende vrouwen kiezen in meerderheid voor een deeltijdbaan
De arbeidsdeelname van vrouwen ligt niet alleen lager dan die van mannen, maar de vrouwen die werken maken gemiddeld ook minder uren. De vrouwen in de werkzame beroepsbevolking werkten in 2013 gemiddeld 28,5 uur, tegen bijna 39 uur voor de mannen. Dit komt doordat vrouwen in grote meerderheid kiezen voor een deeltijdbaan. Acht op de tien mannen werkte meer dan 35 uur per week, tegen minder dan drie op de tien vrouwen. Mannen maakten ook wat vaker overuren: 36 procent van de werkende mannen tegen 28 procent van de werkende vrouwen.