Lastige inspecties worden eenvoudig met drone van SCE-T

Lastige inspecties worden makkelijker, goedkoper, veiliger en beter met de drone van SPIE Controlec Engineering Terneuzen. Het bedrijf kan daarmee boven hoge installaties vliegen.

Foto: de drone van SCE-T in actie

Hoe inspecteer je de bovenkant van een pijp die wordt gebruikt voor het affakkelen van gas? Normaal gesproken met een dure, meterslange kraan met een manbakje. De installatie betreden via de vaste ladder kan alleen als die volledig is stilgelegd. “Maar ja, als je dat doet wil je eigenlijk vooraf al weten welk onderhoud er nodig is, zodat je reparaties meteen kunt uitvoeren”, zegt Johnny van der Poel van SPIE Controlec Engineering Terneuzen (SCE-T).

In Terneuzen weten ze wel hoe je zo’n inspectie snel, veilig en nauwkeurig uitvoert, terwijl de installatie doordraait: met een drone. Johnny en zijn collega Tara Kuijl-van Haperen zijn de twee gediplomeerde dronepiloten van SCE-T, onderdeel van SPIE Nederland. SPIE is in Europa leidend op het gebied van onder andere het ontwerp, de bouw, het beheer en het onderhoud van technische installaties, in de infrastructuur, industrie en energie.

Meekijken met de drone

De drone is een nieuw instrument in het pakket dienstverlening dat SCE-T zijn klanten aanbiedt. “De beelden zijn direct te zien in onze werkbus. De klant kan zelf meekijken, en aanwijzingen geven bij het sturen van de drone”, zegt Johnny. Als het nodig is, neemt SCE-T de beelden mee voor nadere analyse.

De drone, een Aibot-X6-V2, leent zich niet alleen voor het inspecteren van bijvoorbeeld schoorstenen en koeltorens, maar ook voor windturbines, elektriciteitsmasten, bruggen en dammen. Ook spoortrajecten, waterwegen, leidingtracés en daken zijn gemakkelijk vanuit de lucht in kaart te brengen.

Haarscherp beeld

Het apparaat maakt met een spiegelreflexcamera haarscherpe beelden van een object, legt Johnny uit. Die beelden kunnen worden omgezet tot een 3D-model. De drone beschikt ook over een warmtecamera, die kan laten zien waar warmte weglekt uit een installatie of gebouw. SCE-T heeft van het ministerie van Infrastructuur en Milieu onder andere een ontheffing gekregen om voor inspecties in de buurt van het object hoger te vliegen dan de wettelijk toegestane 120 meter.

De combinatie van drone en expertise

Dat is iets bijzonders, legt Johnny uit. “Er zijn in Nederland rond de 25 bedrijven die een ontheffing hebben om te mogen vliegen. Maar die beschikken in mindere mate over de expertise die wij bezitten. Wij zijn al jaren bekend met industrie en infrastructuur, wij kennen de werkprocessen en de installaties en kunnen daar ook op inspelen.”

3D-beeld havenhoofd

SCE-T deed al voor de komst van een eigen drone ervaring op met het analyseren van data op basis van dronebeelden. “Van het havenhoofd van IJmuiden hebben we op basis van 600 foto’s een groot 3D-beeld gemaakt”, zegt Johnny.

“Als je dat later herhaalt, kun je zien wat de invloed van het water is. Je ziet bijvoorbeeld het verschuiven van golfbrekers. Op basis daarvan kun je modellen maken, en voorspellen wanneer je moet ingrijpen.”

Opleiding RPAS-vlieger

Beide dronepiloten werken al meerdere jaren bij SCE-T op de afdeling Piping, en hebben ruime kennis van en ervaring met leidingsystemen. Voor het besturen van de drone lieten ze zich bijscholen bij het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR).

“Ik volgde eerst een theorieopleiding van enkele dagen”, vertelt Johnny. “Daar leer je alles over luchtvaart, zaken zoals vluchtvoorbereiding en het lezen van luchtvaartkaarten. Daarna is er nog een praktijkschool, die duurt afhankelijk van je ervaring een halve dag tot een paar weken.”

Geweldig stuk techniek

Johnny vindt het geweldig dat de drone zoveel mogelijkheden biedt om klanten beter van dienst te zijn. Maar het is ook mooi om dat apparaat te zien opstijgen, en te zien reageren op de bewegingen van je handen, erkent hij. “Het is een ding van 1 meter in diameter, en een geweldig stuk techniek.”

Tara vult aan, bij het zien maneuvreren van haar collega: “Ja, het heeft ook wel een ‘toys-for-boys’-aspect.”

Auteur: Marten van de Wier